Johannes Barueth
Johannes Barueth werd op 24 februari 1709, als zoon van Johan Godtlieb en Catharina Barueth-van Schagen, in Breda geboren. Johannes had 4 broers en 3 zussen waarvan er enkele jong zijn overleden. Vader Barueth was poorter van Breda, kwam uit s’Hertogenbosch waar hij het vak van zilversmid uitoefende. De familie Barueth was van hoge afkomst waar Johannes best trots op was. Waarschijnlijk heeft Johannes de Latijnse school van Breda doorlopen, omdat deze opleiding nodig was om theologie te studeren.
Op 12 mei 1726 werd Johannes als student aan de Universiteit van Leiden ingeschreven. Daar kreeg hij lessen van beroemde oudvaders als J. à Marck, Fabricius en Wesselius. Barueth heeft 6 jaar aan deze Universiteit gestudeerd, en schreef een doctoraalscriptie over de Heilige Namen van God in het Hebreeuws en Grieks. Johannes ging de vele dwalingen en onzuiverheid niet uit de weg maar bestreed dezen. Op 17 november 1732 verliet Johannes de academie als Theoloog,
op 21 september 1732 werd Johannes beroepen door de gemeente van Hoogwoud. Maar eerst moest hij nog een examen voor de classis afleggen, voordat hij bevestigd kon worden, wat hij ook met goed gevolg heeft gedaan. Op 30 november 1732 werd hij bevestigd door Ds.W. van Leeuwen van Hensbroek. Als afgevaardigde van de classis Schieland, woonde hij in 1742 de Zuid-Hollandse synode bij, welke vergadering door hem met een preek werd afgesloten.
Zijn tweede gemeente was Charlois, waar hij tot 1745 bleef, omdat hij op 24 mei 1745 een beroep had aangenomen naar Dordrecht. In deze gemeente heeft hij met veel liefde zijn ambtswerk mogen verrichten. Met een predicatie uit 2 Korinthe 13:4 nam hij op 11 juli 1745 afscheid van Charlois.
Barueth werd in Dordrecht bevestigd door Ds .van Meurs die een tekst had gekozen uit Spreuken 16:24.
In Dordrecht schreef hij een predicatie over 2 Samuël 24:11-17, met als titel: ‘Boetpredikaatzie’ over de sterfte van het rundvee ofte Davids wijze keuze uit drie plagen’ enz. Dit boek verscheen in 1745 te Rotterdam. Barueth heeft meerdere boeken in Rotterdam geschreven. In 1751 woonde hij de Zuid-Hollandse Synode bij. Barueth beëindigde deze bijeenkomst met een predicatie naar aanleiding van Jesaja 54: 10 en 11. Zijn belangrijkste boek: ‘De predikende, en wonderdoende Christus of de Grote Profeet, en Leeraar Israël’s kragtig, in Woorden, en Werken, gebleken uit Zijne zielroerende Predikatieën, zinrijke Parabelen, en verbazende wonderwerken, welke uit overeenstemming der vier Evangelisten, Schriftmatig worden verklaart en ter oeffening van Godtvrugt toegepast’. Dit werk verscheen als eerste deel in 1752, het tweede deel in 1754. Deze beide boeken bevatten ieder 44 predicaties en werden, nadat ze waren uitgekomen, met waardering en dankbaarheid gelezen en aangeprezen.
Johannes was een uitgesproken aanhanger van het Oranjehuis en sprak over Willem van Oranje deze woorden: ’Geen Vorst wiens Doorluchtige Heldendaden ooit eenig gerucht maakten, op het Toneel deze Waereld, komt in eenige vergelijkijng bij Willem den I, Grondlegger van Neêrlands Republiek’enz. Toen de Roomse Fleury in 1691 een boek had geschreven klom Barueth in de pen, en schreef zijn protest; met zijn ‘Zedige en bescheide wederlegging der hedendaagsche Deïsten en vrijgeesten’ enz. Dit boek verscheen in 1767 te Rotterdam. In 1770 schreef Barueth opnieuw een boek tegen de Deïsten en vrijdenkers.
Johannes was een vurig en warm verdediger van de ware Gereformeerde leer. Hij waarschuwde tegen alle Franse mode. ‘Alles moet naar de Franse zwier en mode wezen: Franse haarvlechten, Franse optooi, Frans gewaad bij mannen en vrouwen’. Ds. Barueth was een geleerde, niet alleen op gebied van de Godgeleerdheid maar ook op wis-en natuur-en sterrenkundig gebied. Hij was curator van de Latijnse school te Dordrecht, en heeft 32 jaar in Dordrecht gestaan. Johannes Barueth ging in 1777 met emeritaat, en overleed na een kortstondige ziekte op 29 augustus 1782.