De geslagen Herder. Deze bundel bevat twaalf preken voor de periode van het lijden tot na Pasen. De titel is genomen uit de tweede preek, handelend over Zacharia 13 vers 7: ‘Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE der heirscharen; sla dien Herder, en de schapen zullen verstrooid worden; maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden’.
De Heere heeft Zijn hand tot de kleinen willen wenden. Mogen er nog van die kleinen zijn. Van die kleinen, die verlegen zijn om dat dierbare bloed van die gezegende Middelaar! Het zou zo’n eeuwig onbevattelijk wonder zijn als we het eens mochten verliezen voor God! Dat ons hart eens ingenomen mocht worden, en dat we God te voet zouden mogen vallen en Hem om genade leren smeken: ‘O God, zijt mij zondaar genadig.’
Ds. A. Schultink
Ds. A. Schultink is emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.
Inhoud
1. Jezus weent over Jeruzalem
Lijden - Lukas 19 vers 41 en 42:
En als Hij nabijkwam en de stad zag, weende Hij over haar, zeggende: Och, of gij ook bekendet, ook nog in dezen uw dag, hetgeen tot uw vrede dient! Maar nu is het verborgen voor uw ogen.
2. De geslagen Herder
Lijden - Zacharía 13 vers 7:
Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man Die Mijn Metgezel is, spreekt de Heere der heirscharen; sla dien Herder, en de schapen zullen verstrooid worden; maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden.
3. Voor dertig zilverlingen
Lijden - Matthéüs 26 vers 24:
De Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar wee dien mens door welken de Zoon des mensen verraden wordt; het ware hem goed, zo die mens niet geboren ware geweest.
4. De gevangenneming van de Heere Jezus
Lijden - Johannes 18 vers 8:
Jezus antwoordde: Ik heb u gezegd dat Ik het ben. Indien gij dan Mij zoekt, zo laat dezen heengaan.
5. De verloochening van Petrus
Lijden - Matthéüs 26 vers 69-75:
En Petrus zat buiten in de zaal; en een dienstmaagd kwam tot hem, zeggende: Gij waart ook met Jezus den Galileeër.
Maar hij loochende het voor allen, zeggende: Ik weet niet wat gij zegt.
En als hij naar de voorpoort uitging, zag hem een andere dienstmaagd en zeide tot degenen die aldaar waren: Deze was ook met Jezus den Nazaréner.
En hij loochende het wederom met een eed, zeggende: Ik ken den Mens niet.
En een weinig daarna, die er stonden, bijkomende, zeiden tot Petrus: Waarlijk, gij zijt ook van die, want ook uw spraak maakt u openbaar.
Toen begon hij zich te vervloeken en te zweren: Ik ken den Mens niet.
En terstond kraaide de haan; en Petrus werd indachtig het woord van Jezus, Die tot hem gezegd had: Eer de haan gekraaid zal hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen. En naar buiten gaande, weende hij bitterlijk.
6. Door Pilatus een tweetal gesteld
Lijden - Matthéüs 27 vers 21-22:
En de stadhouder antwoordende zeide tot hen: Welken van deze twee wilt gij dat ik u zal loslaten? En zij zeiden: Barábbas.
Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, Die genaamd wordt Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat Hem gekruisigd worden.
7. De uitleiding van de Heere Jezus
Lijden - Lukas 23 vers 26:
En als zij Hem wegleidden, namen zij enen Simon van Cyréne, komende van den akker, en legden hem het kruis op, dat hij het achter Jezus droeg.
8. Een betalende Borg
Goede Vrijdag - Matthéüs 27 vers 45-51:
En van de zesde ure aan werd er duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe.
En omtrent de negende ure riep Jezus met een grote stem, zeggende: ELI, ELI, LAMA SABACHTHANI! Dat is: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?
En sommigen van die daar stonden, zulks horende, zeiden: Deze roept Elía.
En terstond een van hen toelopende, nam een spons, en die met edik gevuld hebbende, stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken.
Doch de anderen zeiden: Houd op, laat ons zien of Elía komt om Hem te verlossen.
En Jezus wederom met een grote stem roepende, gaf den geest.
En zie, het voorhangsel des tempels scheurde in tweeën, van boven tot beneden; en de aarde beefde, en de steenrotsen scheurden.
9. Een leeg net
Pasen - Johannes 21 vers 12:
Jezus zeide tot hen: Komt herwaarts, houdt het middagmaal. En niemand van de discipelen durfde Hem vragen: Wie zijt Gij? wetende dat het de Heere was.
10. Petrus in zijn ambt hersteld
Pasen - Johannes 21 vers 15-17:
Toen zij dan het middagmaal gehouden hadden, zeide Jezus tot Simon Petrus: Simon, Jona’s zoon, hebt gij Mij liever dan dezen? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere, Gij weet dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Weid Mijn lammeren.
Hij zeide wederom tot hem ten tweeden male: Simon, Jona’s zoon, hebt gij Mij lief? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere, Gij weet dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Hoed Mijn schapen.
Hij zeide tot hem ten derden male: Simon, Jona’s zoon, hebt gij Mij lief? Petrus werd bedroefd, omdat Hij ten derden male tot hem zeide: Hebt gij Mij lief? en zeide tot Hem: Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb. Jezus zeide tot hem: Weid Mijn schapen.
11. De Emmaüsgangers
Pasen - Lukas 24 vers 29:
En zij dwongen Hem, zeggende: Blijf met ons; want het is bij den avond en de dag is gedaald. En Hij ging in, om met hen te blijven.
12. De verheerlijkte levensvorst
Na Pasen - Openbaring 1 vers 17-18:
En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij legde Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste;
En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods.
Ds. A. Schultink | De geslagen Herder